Alcohol en ik. Een ellenlang verhaal over onze knipperlichtrelatie.
Vijftien. Kermis op Sint-Pietersplein. Mijn eerste pint bier. Het smaakt vies, het staat stoer en het zorgt voor een extra high op de rups.
Nog steeds vijftien. Een dag naar zee met een horde vrienden. Een halve fles appeljenever maakt mij achtereenvolgens vrolijk, daarna weemoedig en uiteindelijk roekeloos. Ik spring in lege grachten, zing en schreeuw het luidst van allemaal en ik negeer elk benul van sociale wenselijkheid.
Zestien. Als wij uitgaan dan drinken we. We smoren, ook. We slikken, ook wel eens. We zijn wild en we jongen wat. Op magische wijze overleef ik het allemaal. Mijn school lijdt niet, ik blijf afspraken nakomen en ik balanceer netjes op de rand. Meermaals word ik op het nippertje gered, aan mijn kraag omhoog getild. Goddank zijn er altijd vrienden om mij heen die niet verdergaan dan ik. Misschien ga ik dan al het verst van iedereen.
Volwassen. Drank is voor mij moeilijk te beheersen. Eén glas is te weinig, ik wil altijd meer. Mijn vriendin vindt dat ik uitga als een man. Ik kan schijnbaar probleemloos liters drank verzetten, en als ik gedronken heb durf ik alles. Elk gevoel voor gêne en voorzichtigheid valt weg. Niemand spreekt mij er op aan, iedereen lijkt mee te doen. Maar ik drink altijd het meest, en ik doe de meest domme dingen. De schaamte achteraf is gruwelijk.
Het is niet goed, maar het probleem is blijkbaar niet groot genoeg.
Tijdens elke zwangerschap stop ik volledig met drinken. Probleemloos. Want als ik weet waarom ik iets wil, en doordrongen ben van de redenen, dan is het niet moeilijk om van dag op dag de knop om te draaien. Toch begin ik elke keer na de borstvoedingstijd weer te drinken.
Eerst nog enkel op de goede gelegenheden. Later ook alleen, gewoon in de zetel thuis. Vooral alleen zelfs, als ik mij eenzaam voel. Een fles rode wijn op één avond is geen enkele moeite meer. En nee, ik ben niet straaldronken achteraf. Hooguit wat emotioneel en ruziezoekend, want overdreven eerlijk en een tikje hoogdravend.
Het is geen plezier meer, het is een probleem.
Vind ik. Vinden mijn vrienden en familie niet. Al drink ik ook op feesten consequent veel te veel rode wijn, met eventueel wat cava vooraf en een glas whisky of cognac om te eindigen. Nee, ik word er niet lastig van. Ik kots niet, ik val niet, ik huil niet. Ik kan nog verstaanbaar praten, en het feit dat ik wat franker ben dan anders - ach, dat geeft niet.
Maar het geeft wel. Als ik zoveel drank kan verzetten en mijn lichaam zo weinig reageert dan is er iets grondig mis. Ik drink grote hoeveelheden van wat eigenlijk gewoon ethanol is met een smaakje, en mijn systeem is zo verprutst dat ik er niet ziek van word.
Vijfendertig. Vakantie in Frankrijk met vrienden. Elke avond stroomt de rode wijn rijkelijk. Avond? Rond een uur of elf al, dan aperitieven we. Daarna een dutje aan het zwembad, en om vijf uur kunnen we weer beginnen. Het zijn warme, gemarineerde dagen. En elke ochtend, op weg naar de glasbak met alweer vijf lege flessen, neem ik mij voor om nooit - nee, echt, nooit meer te drinken. Ik wil aanwezig zijn in mijn eigen leven. Ik wil fit genoeg zijn om met de kinderen in het zwembad te spelen. Ik wil mijn gesprekken voeren met aandacht en niet in een benevelde toestand. Maar elke middag begin ik opnieuw.
Thuisgekomen stop ik voor het eerst: een maandlang drink ik geen druppel. Na die maand ben ik trots en tevreden. Zie, ik kan zonder.
Dus begin ik opnieuw (logisch, toch?). Binnen enkele weken drink ik weer evenveel en even vaak. De volgende jaren blijf ik proberen om het tij te keren: af en toe een maand zonder, pogingen om enkel in het weekend te drinken (die zijn gedoemd: het weekend start steeds vaker op donderdag, en oha, op maandagavond moet dat restje nog op) en eindeloze ochtendlijke goede voornemens. Vanaf nu: minder. Vanaf morgen: beheerst en matig. Het werkt niet.
1 mei 2016. Na het luisteren naar de cursus van Michael Niclaus voel ik mij klaar voor de ultieme stap: Nooit Meer Drinken. En het lukt. Dankzij de nieuwe inzichten over wat alcohol met je doet, over wat het eigenlijk is en over hoe wij in onze maatschappij van bij de geboorte met beelden en ideeën over drank worden beïnvloed. Probleemloos blijf ik er zes maanden af.
Begin november 2016. We zijn op reis, in goddelijk Rome. Mijn lief drinkt een glas om dat te vieren. Ik wil ook. Ik zeg: "Doe mij er ook maar één." De volgende dag zeg ik: "Ik ga er nog één drinken, maar enkel hier op vakantie. En je mag het aan niemand vertellen." Ik trap erin, met beide voeten. Als 2017 begint ben ik weer helemaal verkocht.
Maar de tegenstelling tussen wat ik denk en wat ik doe is ondertussen groot, en dat blijft steken. Ik weet, ik voel, ik ben ervan overtuigd dat alcohol niet goed voor mij is én dat ik het niet nodig heb. Dat het niet waar is dat alcohol ons blij maakt, dat het onmisbaar is op een feest of dat we drinken om te genieten van het leven. Ik weet nu, na een half jaar zonder, dat ik veel meer geniet van een leven zonder drank.
Leven zonder alcohol heeft namelijk onverwacht veel voordelen. Bakken meer energie, bijvoorbeeld. Betere sociale relaties. Tijd en concentratie voor wat ik van belang vind. Gezonder eten, want onder invloed is mijn wilskracht minder sterk en de kom chips dus snel leeg. En meer plezier, meer lachen: werkelijk waar. De dip na enkele glazen wijn maakt mij meestal moe en melancholisch. Niét het beste recept voor een geslaagde avond. Nuchter blijf ik geanimeerd, vrolijk en fit. Veel beter.
Dus. Ik wil het terug, dat sobere leven. Vanaf... nu! Of tenminste, sinds vorige week, na het lezen van This Naked Mind. Want! Dat boek! Het zet al wat je voorheen dacht op de helling. Het verandert je kijk, het verheldert je intentie en het versterkt je voornemens. Het werkt!
Voor sommigen onder ons zijn boeken net zo belangrijk als ongeveer al het andere op aarde. Wat een wonder is het, dat uit deze kleine, platte, onbeweeglijke vierkanten van papier hele werelden zich ontvouwen, woorden die in je oren zingen, je troosten en geruststellen of juist aanmoedigen en activeren. (Anne Lamott)